Onderwijsinstellingen moeten bestuurd en ingericht worden met als primair doel degelijk onderwijs door gekwalificeerde en inspirerende docenten. Budgetten dienen uitsluitend besteed te worden aan onderwijs en aantoonbaar daaraan gerelateerde zaken.

De lumpsumfinanciering wordt afgeschaft en vervangen door programmagestuurde bekostiging. Elke school krijgt een publiek toegankelijke online begrotings- en uitgavenmonitor. Bovenschoolse besturen en koepelorganisaties worden opgeheven. Iedere onderwijsinstelling krijgt een eigen schoolleider/bestuurder.

De koepelorganisaties (PO-Raad, VO-Raad, MBO-Raad, Vereniging Hogescholen en VSNU) ontvangen geen overheidsgeld meer, omdat zij niet de docent en de klas vertegenwoordigen.

De onderwijstaal in Nederland is verplicht Nederlands. Alle lessen worden in het Nederlands gegeven, met uitzondering van maximaal 5% van de bachelorvakken en 20% van de mastervakken die in een vreemde taal mogen plaatsvinden.

Communicatie binnen onderwijsinstellingen mag meertalig zijn, zoals bij vergaderingen en e-mails, mits het Nederlands altijd leidend is. In schriftelijke communicatie wordt het Nederlands als eerste vermeld, eventueel gevolgd door een vertaling in een andere taal.

Alle lerarenopleidingen worden universitair, conform de rest van Europa, met een overgangsperiode. Zij vallen rechtstreeks onder de minister van OCW. Er komt één landelijke inhoudelijke lijn en er worden centrale eindexamens per vak afgenomen, onder toezicht van de overheid.

De zeggenschap over de inrichting van het onderwijs ligt bij de docenten. Zij bepalen zelf welke taken direct aan het lesgeven verbonden zijn.

Docenten in het voortgezet onderwijs (havo/vwo) dienen een universitaire master te hebben in hun vakgebied.

Het huidige systeem van passend onderwijs wordt afgeschaft. Leerlingen met ernstige problematiek worden verwezen naar speciaal onderwijs, toegesneden op hun behoeften. Differentiatie in het onderwijs wordt vergroot om ieder kind tot zijn recht te laten komen.

De numerus fixus wordt afgeschaft. Iedereen mag aan een opleiding beginnen, waarna selectie pas na het tweede jaar plaatsvindt, zoals in Frankrijk.

Na de basisschool krijgen leerlingen onderwijs in onderscheiden schooltypen, toegesneden op hun capaciteiten, vaardigheden en interesses.

De inhoud van het onderwijs wordt gedefinieerd van boven naar beneden, zodat helder is wat het afleveringsniveau per onderwijstype moet zijn.

Het onderscheid tussen theoretische en praktische opleidingen blijft bestaan en wordt waar nodig hersteld. Er komt een duidelijke route van praktisch en theoretisch onderwijs naar de universiteit, met stapel- en overstapmogelijkheden.

Mobieltjes worden verboden in de basisschool en op middelbare scholen zijn ze uitsluitend toegestaan in de locker.